sona pona VII. Nieuwe ogen voor cultuuroorlogen.

“Cultuur” is een begrip dat een enorme berg gedragingen, waarden en vormelijke uitdrukkingen zoals kleding en muziek omvat. Maar, we spreken pas echt over “een cultuur” als die berg door een hele grote groep mensen wordt gedeeld. Als, met andere woorden, de gedragingen, waarden en vormelijke uitdrukkingen van een grote groep mensen voldoende duidelijk te onderscheiden valt van andere groepen, zitten we met “een cultuur”.

Als we daar wat nauwer naar kijken, valt het al snel op dat vooral “waarden” daar een beetje vreemd tussenstaan. Je kan immers over de hele wereld naar culturen gaan kijken en telkens weer zeer overeenkomende waarden zien. Het belang van familie en vrienden, het beschermen van menselijk leven, de nood aan zelfontwikkeling, allemaal hoort het ontegensprekelijk bij de “universele menselijke ervaring”, waarbij je cultuur enkel als de verpakking ervan kan gaan beschouwen. Bij die universele ervaring hoort ook de eeuwige spanning tussen conservatisme en progressiviteit die je overal kan terugvinden. Identitaire bewegingen zullen hierbij steevast proberen om enkel een heel specifiek deel (bijvoorbeeld de conservatieve aspecten) in een cultuur te kaderen als definiërend, maar dat staat natuurlijk haaks op de realiteit waarbij geen enkele cultuur statisch blijkt te zijn, ook niet op vlak van waarden.

Cultuur is dus vooral een collectie van gedragingen en vormelijke uitingen en “waarden” zijn slechts een rookgordijn. Maar waarvoor dan? Wat zien we niet?

Een eenvoudige vraag die je kan stellen is hoe zoveel mensen gelijkaardige gedragingen en vormelijke uitingen kunnen gaan vertonen? Een eerste vermoeden kan zijn dat het een soort toevallige ontwikkeling is, waarbij de esthetische smaak van mensen massaal samen komt te vallen. Daarvoor valt veel te zeggen. Alleen is het moeilijk om met deze “mode-theorie” de vrij grote robuustheid van een hele reeks culturele elementen te verklaren. Waarom blijft bijvoorbeeld bier zo hardnekkig de “nationale drank”, terwijl je dan evengoed eens een “wijnjaar” of “theejaar” zou kunnen verwachten?

Er lijkt een geheim ingrediënt te zijn dat een grote groep mensen bepaalde culturele gedragingen en esthetische voorkeuren doet aannemen op een stabiele wijze. Het mechanisme op deze manier beschrijven, suggereert ook haar ware aard. Cultuur gaat eigenlijk over macht. Overweeg het even. Wat als “een cultuur” vooral bestaat uit een groep mensen die collectief een enorme macht hebben, met name de macht om mensen te doen conformeren naar bepaalde gebruiken en vormelijke eigenschappen? De precieze methode die daarbij wordt gebruikt kan behoorlijk variëren. De meest belangrijke daaronder is het “mere exposure effect”, wat neerkomt op het adopteren van “cultuur” omdat we ze vaak in het straatbeeld zien, of omdat een bijzonder (cultureel) machtig persoon ze lanceerde. Als je in staat bent om je eigen “cultuur” meer in beeld te krijgen dan andere, dan is dit een duidelijke vertoning van macht. Als mensen je spontaan kopiëren omwille van je gepercipieerde status, is dit een uiting van macht.

Een frappant voorbeeld van dit fenomeen is het mannelijke “zakenkostuum” dat eigenlijk zijn oorsprong heeft in een verordening van de Engelse koning Charles II, ergens halverwege de 17e eeuw. Het is moeilijk voor te stellen, maar de primaire reden waarom we bijvoorbeeld politici in hemd en das voor een ongemaaid grasveld zien staan, kunnen we traceren naar het machtsvertoon van een Engelse koning meer dan 300 jaar geleden. En ook vandaag wordt het ingezet als machtsinstrument, waarbij er doelbewust een spanning wordt opgezocht tussen zij die zo’n kostuum kunnen en willen dragen en zij die zich niet aan deze culturele norm conformeren. Toetreden tot de “old boys club”, vereist een kostuum. Ook het concept “mannen rijden gras af in het weekend”, kan tot dit soort culturele signaalfuncties gerekend worden. Dat de combinatie hemd+das+grasmaaier nogal incongruent zijn, valt hierbij niet eens op bij vele mensen, we weten immers perfect wat deze beeldtaal wil zeggen, ook als ze zo door elkaar geklutst wordt.

Opmerkelijk is ook dat zelfs tijdens momenten waarop deze culturele hegemonie - schijnbaar - collectief doorbroken wordt, zijnde de caranavalperiode, er een enorme culturele druk kan ontwikkeld worden en er toch een soort “uniformisering” ontstaat, waarbij bijvoorbeeld de “voal janetten” in Aalst en de “gilles” in Binche overlopen van het conformisme. Maar je kan ook zelf de proef doen. Zou je een feest kunnen organiseren waar het verboden is om hemd en das te dragen? Bij je vrienden? Op je werk? Als familiefeest? Het gemak waarmee je al dan niet doorheen zulke culturele symbolen kan breken, zegt veel over je relatieve macht binnen een situatie of groep. Sommige mensen zullen het veel gemakkelijker kunnen dan anderen.

Met deze nieuwe ogen kunnen we ook naar het concept van “cultuuroorlogen” kijken. Wat als we stoppen met ernaar te kijken alsof het een strijd is om waarden, zoals door de deelnemers eraan zelf vaak wordt beweerd, maar als een zuivere machtsstrijd? Cultuuroorlogen draaien dan helemaal niet rond “historische tradities” of “waarden”, maar om wie culturele normen aan de rest kan of mag opleggen. Een discussie zoals die rond Zwarte Piet wordt dan een heel pak begrijpelijker. Vormelijk en qua “traditie” is het immers een totaal pietluttig gegeven, dat helemaal niet in verhouding staat met de heftigheid van de discussie. Wat heeft Zwarte Piet immers met waarden te maken? En zelfs historisch/traditioneel hoort het duidelijk eerder thuis bij fantastisch achterhaalde iconografie die we over het algemeen vrolijk van onze gevels hebben gesloopt. Net daarom is het voor vele mensen niet te begrijpen waarom deze discussie zo hard wordt gevoerd. Maar de heftigheid en de symboliek van Zwarte Piet draait vrijwel uitsluitend rond wie er probeert om een cultureel element te veranderen. De (fanatieke) voorstanders van het behoud van deze traditie, zien vooral de machtsdreiging die uitgaat van het afschaffen ervan. “Da gade gij ni bepalen,” als ultieme one-liner van dit denken. Mocht de impuls tot het bijsturen van deze traditie uit een andere hoek komen, bijvoorbeeld pakweg witte mannen van boven de 50, dan zou de acceptatie ervan ook enorm verschillen. Het gaat immers niet over traditie of waarden, het gaat over macht en wie ze wel of niet mag hebben, met cultuur als demonstratief medium.

Met die blik kunnen we ons in het ultieme voorbeeld van een cultuuroorlog, het zogenaamde “hoofddoekendebat” wagen. Ogenschijnlijk gaat het over waarden en normen, maar dat is slechts een illusie. Stel je immers een interview voor met één van de twee cultuurkampen in dit debat, met de volgende vragen:

“Zouden vrouwen vrij moeten kunnen kiezen wat ze wel of niet mogen dragen?”

“Wordt deze vrijheid door het andere cultuurkamp onderdrukt?”

Vreemd genoeg, zou het niet uitmaken met welke kant je spreekt, de antwoorden op deze vragen rond waarden zouden exact hetzelfde zijn. Ook kan je de verwarrende observatie maken dat het “zedig bedekken van haar” hier net zo goed een historisch cultureel artefact is, waarover geen nonnetje ooit aangesproken is. Dus ook hier weer is de notie van “traditie” klaarblijkelijke onzin. Maar laten we doorvragen en naar de werkelijke kern van het debat toewerken:

“Zou het strafbaar moeten zijn om vrouwen tegen hun wil te dwingen of te verbieden zich op een bepaalde manier te kleden?”

Hier zal je zien dat er steevast een moeilijke denkpauze ontstaat, aan beide kanten van deze cultuuroorlog. Zeker als je de clausule “op eender welke publieke plek” toevoegt. Deze vraag zet namelijk het schijnbare waardeargument op rechtstreekse ramkoers met de échte onderliggende behoefte: de verwerving van macht. Of, tenminste, het demonstreren van culturele macht door de kleding van vrouwen in het openbaar te kunnen bepalen.

Op die manier bekeken valt de steeds veelvuldigere aanwezigheid van hoofddoeken in het straatbeeld niet zozeer te lezen als een religieus fenomeen, maar als een demonstratie van “tegenmacht”. Een cynicus zou kunnen zeggen dat dit, gezien de socio-economische ongelijkheid die er mee gepaard gaat, zelfs als een soort van positieve ontvoogdingsstrijd kan gezien worden. Als je immers de culturele (machts)hegemonie succesvol kan doorbreken met een eigen machtsontplooiing, is er misschien wel een kans dat je een evenwaardige en stabiele plek in de maatschappij verwerft. Maar de prijs hiervoor kan ongelofelijk hoog oplopen. Het is immers duidelijk dat de machtshonger en de bereidheid om deze krachtmeting desnoods met geweld te beslechten nergens duidelijker te ruiken is dan bij extreem-rechts.

Deze manier van kijken, het doorzien van cultuuroorlogen als verhulde machtsdemonstraties, helpt ons echter om niet alleen onze blik te verscherpen, maar suggereert ook interessante actiepaden.

Zo biedt het meteen een handige manier om “kunst” van “cultuur” te onderscheiden. Waar we het vermoeden hebben van conformatiedruk en dergelijke, gaat het over cultuur. Wat zich onttrekt aan deze macht, of misschien zelfs subversiviteit in zich draagt, is kunst.

Dit is dan ook het pad waar we ons zelf op kunnen bewegen. Culturele subversie, het vrij eenvoudige verzet tegen conformeringsdrang, is immers één van de gemakkelijkste manieren waarop we onszelf, maar ook iedereen rond ons kunnen helpen met het loskomen van (vermomde) machtstructuren. Hoe slechter men kan bepalen hoe we ons moeten gedragen, welke esthetiek aanvaardbaar is, enzovoort, hoe moeilijker al wat daarna volgt afdwingbaar is. Merk op dat dit fundamenteel verschilt van “counter culture”, waarbij er tegencultuur wordt opgebouwd die finaal toch ook rond conformisme zal draaien. Echte culturele subversie, gelijk aan de meest fundamentele ontvoogding, verzet zich hier systematisch tegen en zal daardoor nooit een vaste vorm kunnen of mogen aannemen.

Dus ja, doe eens gek. Het zal je bevrijden.

- TG