sona pona III. Over rampspoed en voorzienigheid.

Stel, je moet je voorbereiden om drie weken met een paar mensen in een kleine ruimte door te brengen. Er zijn geen aansluitingen op riolering, water, gas of elektriciteit ter beschikking. De dichtsbijzijnde winkel of ziekenhuis is dagenlang reizen. En als laatste probleem ben je erg kwetsbaar voor stormen, want je habitat kan daar volledig aan stuk gaan.

Wie zou daar nu voor kiezen?

Wel, naar schatting enkele duizenden mensen wagen zich er elk jaar aan wanneer ze met een zeilboot de Atlantische of de Stille Oceaan oversteken. Maar ze doen het - doorgaans - niet holderdebolder en het is zelfs vrij veilig te noemen, als je je aan de regels van het spel houdt. Net daarom is het zo’n interessant gegeven, want wat kunnen we leren uit dit wereldje over omgaan met (mogelijke) rampspoed? Zeker nu we de eerste schokgolf van een pandemie achter de kiezen hebben, is het een goed moment om eens te kijken hoe een échte voorbereiding op rampspoed er uit zou zien.

Eigenlijk zit onder de voorbereiding van een lange zeilreis één fundamentele aanname: Alles kan fout gaan. Weersvoorspellingen kunnen omslaan, zeker als ze wat verder weg liggen. Apparatuur, van zeiltuig tot navigatie, kan falen. Hulpdiensten kunnen moeilijk bereikbaar zijn. Bemanning kan ziek worden of ruzie krijgen. De geschatte reistijd kan enorme vertraging oplopen door bijvoorbeeld windstilte, enzovoort.

Een vals gevoel van veiligheid is het grootste gevaar.

Veel van het publieke discours tijdens de COVID-19 pandemie kan teruggebracht worden tot de verrassende kwetsbaarheid van de kernsystemen in onze moderne samenleving. Alles moest plots dichtgegooid worden om het gezondheidssysteem overeind te houden. Maar ook het politieke en het financiële systeem demonstreerden hun kwetsbaarheid. En de crisis legde nog diepere fragiliteit bloot. De manier waarop we met onze ouderen omgaan. Wie we nu eigenlijk in onze “bubbel” willen, waarbij ieders sociale voorkeur plots bloot op tafel werd gelegd. Wie wilden we toch écht wilden zien. Een bizarre versie van de discussie over het dragen van een condoom, want in de plaats van gewoon in de tuin te gaan zitten en/of een masker te dragen was het al te vaak een kwestie van “betrouwbaarheid”. Pro-tip voor de seksueel actieven onder ons: Draag gewoon een condoom.

Tijdens de zeilcursus wordt zelfs niet aangeleerd hoe je op de plotter - een geavanceerd GPS toestel - posities en koersen kan bepalen. Nee, de eerste aanname is dat je vooral moest leren navigeren zonder dit toestel. Het kan immers stuk gaan om allerlei redenen, gaande van kortsluitingen en kapotte antennes tot nog veel meer onheil. Er zijn minstens twintig manieren te bedenken om uit te vissen waar je je bevindt, als je tenminste wist hoe het moest.

Maar let op. Op geen enkel moment wordt gesuggereerd dat je de plotter dan maar uit je boot moest halen, omdat het kan falen. Het klinkt misschien alsof zeilers erg lijken op die mensen die helemaal “off the grid” willen leven, maar niets is minder waar. GPS is een fantastisch stukje technologie, alleen mag je je leven er niet afhankelijk van maken, je moet backups voorzien. Veerkracht (“resilience”) heet deze manier van denken. Wanneer er zich rampspoed voordoet, hebben we al nagedacht over hoe we de meest cruciale systemen kunnen vervangen.

Eigenlijk is het gek dat we daar niet vaker over nadenken. Wat als het economische systeem écht begint te haperen? Wat als de voedselbevoorrading in de problemen komt door pakweg klimaatverandering? Het lijken gigantische problemen en misschien is het daarom zo moeilijk om het te overwegen? Maar de misvatting ligt er misschien in dat we zulke mogelijke problemen moeten oplossen door de onderliggende systemen in één keer te vervangen. De plotter op de zeilboot kan stuk gaan, maar op eender welke smartphone zit er ook een GPS (én een kompas, een versnellingsmeter, een lichtmeter, gyroscoop, etc). Maar het vereist wel dat je kaarten kan lezen en begrijpt hoe coördinaten werken.

En soms maken we verkeerde aannames over hoe hulpsystemen eigenlijk werken. Eenvoudigweg omdat ze het nooit écht hebben getest. Zo zou je kunnen denken dat bijvoorbeeld de klachtendienst van de lokale politie en comité P je kunnen helpen als politieagenten hun boekje te buiten gaan. Tot je dat eens test.

Test je reddingsboei

Een tijdje geleden zag ik een politiecombi dwars over een zebrapad en half op een kruispunt geparkeerd staan in het midden van de nacht, zonder zwaailicht. Toen ik de agenten daar wat vragen over stelde, nadat ze aangegeven hadden dat hun interventie voorbij was, gaven ze aan bereid te zijn me te arresteren zonder enig voorwendsel, buiten wellicht wat frustratie over een goed ingelichte burger. Vrijheidsberoving heet dat dan en het is hoogst illegaal, maar het komt vermoedelijk vaker voor dan we onder ogen willen zien, want geen van de agenten knipperde met de ogen.

Voor vele mensen lijkt het verhaal dan gedaan, voor mij was het een prima moment om een theorie te testen.

Wat bleek?

  1. Zelfs de commissaris achter de klachtenlijn kende de eigen politiecodex niet.

  2. De klachtenlijn hield zich vooral bezig met intimidatie, onder andere door mijn sociale media na te kijken en daar opmerkingen over te maken. (Hallo jongens in het blauw!)

  3. Voor comité P is zo’n incident letterlijk te onbeduidend om zelfs te bekijken. Dat verklaart ook de houding van de klachtenlijn, want zij weten immers perfect waar ze mee weg kunnen komen.

Ja, het was een triviaal voorval, maar de response op zo’n moment zegt alles over wat je kan verwachten wanneer er eens écht iets ernstig gebeurt. De klachtenlijn van de lokale politie Antwerpen valt met name volledig afraden. Ze is er niet om burgers te beschermen, maar om agenten te beschermen. Dat begrijpen is cruciaal als er écht ernstige dingen beginnen gebeuren. Als je immers bewijsmateriaal hebt, geef je via die weg (meestal) meteen aan wat je in handen hebt.

Dus? Wat doe je wanneer jij of iemand van je vrienden bijvoorbeeld plots het slachtoffer is van politiegeweld, maar de klachtendienst kent als een fundamenteel onbetrouwbaar systeem? Wanneer je nog nooit over zo’n vraag hebt nagedacht, is het gemakkelijk cruciale fouten te maken.

“Oh captain, my captain”

Over bemanningen en de rol van de “kapitein” op een zeilboot bestaan nogal wat misverstanden. Een kapitein is immers niet zomaar een soort “eindbaas”. Over het algemeen denken mensen lang na over met wie ze een lange zeiltocht zien zitten en zeker wie de eindverantwoordelijkheid onderweg zal opnemen. Want eigenlijk komt het uiteindelijk vooral daar op neer: knopen doorhakken en daar ook de verantwoordelijkheid voor dragen. De meeste beslissingen worden - als het goed zit - in overleg genomen. De route wordt besproken en eventueel aangepast, taken worden verdeeld en schema’s worden opgemaakt, allemaal bespreekbaar. Pas wanneer het er écht toe doet, komt de kapitein in beeld en meestal heeft dat te maken met het inschatten van risico’s en ernaar handelen. Vandaar wellicht ook de uitdrukking “knopen doorhakken”. Nee, niet één of andere Griekse mythe, maar zoals enorm veel uitdrukkingen in het Nederlands komt het mogelijk ook gewoon uit het zeilen. Wanneer bijvoorbeeld een zeil of - oh ramp - mast het water in valt, hangt het vaak nog in een kluwen van koorden (“lijnen”) vast. Zo’n slepend object is doorgaans bijzonder gevaarlijk, want het kan allerlei krachten op je schip zetten waarvoor het niet gemaakt is. Je hebt dan twee keuzes. Ofwel tracht je het uit het water te halen of je hakt letterlijk de knoop door, waarna je het materiaal wel kwijt bent.

De rol van de kapitein ligt vooral in de timing van zulke moeilijke beslissingen. De meeste bemanningsleden weet immers hoe gevaarlijk zo’n situatie is en tegelijk kan een recuperatie een enorm verschil maken achteraf. Het is de kapitein die op zo’n moment, soms in slechts een kwestie van seconden, een beslissing moet maken. En eerder dan een ja of nee, is het vrijwel altijd een beslissing over de timing. Komt er bijvoorbeeld een storm opduiken aan de horizon, dan is het de kapitein die beslist wanneer de zeilen eruit moeten worden gehaald. Niet of, maar wanneer. Als je immers te lang wacht, kan een zeil een levensgevaarlijk ding worden mits voldoende wind.

Zie je de parallellen met enkele incidenten tijdens de COVID pandemie? Heel vaak gingen discussies over de timing der dingen, ook al waren de beslissingen zelf vaak zo onvermijdelijk als wat. Dat duidt op het ontbreken van een kapitein, van een dirigent waarop iedereen vertrouwt wanneer het er wat om begint te spannen. Daarnaast zullen veel mensen ook hebben vastgesteld dat ze met de verkeerde crew aan boord zijn gestapt.

Ook dit is iets waar vrijwel iedereen mee aan de slag kan. Heb je al eens een gesprek gehad met familie en vrienden over wat er moet gebeuren wanneer er dingen echt mis beginnen lopen? Heb je al een idee van wie het beste gevoel voor timing en een sterk inschattingsvermogen heeft, wie met andere woorden op tijd knopen kan doorhakken?

Meten is weten, rekenen is nog beter

Hoeveel water heb je nodig per dag per persoon? Wie denkt “twee liter”, vergeet dat het niet zo aangenaam koken is met zeewater en dat je je gezicht misschien ook wel eens met fris water wil wassen. Dat mag je vermenigvuldigen met het aantal bemanningsleden en aantal dagen. Met speling op die tijd natuurlijk, dus doe er nog maar bij. Je ziet, een eenvoudige vraag zoals “hoeveel water nemen we mee?”, kan al een uitdaging zijn op een zeilboot. Je moet precies weten hoe groot je watertanks zijn, hoe je water veilig (drinkbaar) kan bewaren, enzovoort.

Budgettering is iets dat we niet graag doen. Maar alweer maakt dat ons fragiel. Als we niet goed weten hoeveel we eigenlijk nodig hebben en met hoe weinig we desnoods kunnen rondkomen, wordt het een soepje. Vraag het maar aan de mensen die nu nog steeds met stapels toiletpapier opgescheept zitten.

Waarom zouden we op voorhand dingen uitrekenen, als we gewoon wat kunnen bijhalen als we tekort komen of, erger, als we bereid zijn om tonnen overschotten weg te gooien?

Voorbij voorzienigheid

Als er backup systemen aanwezig zijn, je alles goed getest en gebudgetteerd hebt, een goede crew hebt verzameld en vooral rekening gehouden hebt met vrijwel elke vorm van rampspoed, kan je al flink wat aan. Maar zelfs daar voorbij valt er wat te rapen. Dan kom je op het terrein van het “antifragiele” van Nassim Taleb. Dat zijn, kort samengevat, systemen die zichzelf niet enkel recht houden bij rampspoed (weerstand), maar die er zelfs beter op worden (antifragiliteit). De meest eenvoudige vorm hiervan is (echt) leren uit fouten. Dat betekent dat het om te beginnen mogelijk moet zijn om te erkennen wanneer er iets is misgegaan, zonder dat het een rondje schuld toewijzen wordt. Hoe kan er sneller gereageerd worden? Welke systemen zijn gefaald en moeten vervangen worden of hebben misschien een betere backup nodig?

Ook hier hoor je - helaas - weinig over als het over de pandemie gaat. Ja, er wordt gezocht naar de schuldige voor vanalles en nog wat, maar wat wordt er fundamenteel veranderd om dit soort situaties te vermijden of bepaalde gevolgen minder erg te maken?

Maar ook in je directe omgeving kan je deze vraag beginnen stellen: Wat ging er niet zo goed? Wat kunnen we beter voorbereiden of afspreken? Deze reflex maakt je antifragiel, omdat je - theoretisch - daardoor gewoon steeds beter bestand wordt tegen de ergste stormen.

- TG