Het kind.

In navolging van Jeroen, omdat hij zo dapper was zijn verhaal eerst te vertellen, een verhaal dat zo dicht bij het mijne ligt. Over het innerlijke kind en over "de plant", Ayahuasca.

Ergens vorige zomer werden de feiten te moeilijk om nog langer te negeren. Een boek, waar ik al eens eerder cryptisch over heb geschreven, deed me beseffen dat ik niet naar deze foto van mezelf als kind kon kijken zonder te moeten huilen. Of eerder, het deed me beseffen dat het tijd was dat daarmee iets gebeurde.

Toen het daar, alweer met de ogen vol tranen, over ging ergens laat 's avonds op café met een vriendin, zei ze eenvoudig: "Ik denk dat het tijd is dat je eens meegaat naar een Ayahuasca weekend."

Het was meteen duidelijk dat ze gelijk had. Ja, het is mogelijk om met een therapeut te praten, maar hoe bereik je daarmee je eigen gedachten van 30 jaar geleden? Hoe praat je met of over je diepste en oudste herinneringen, als die vooral in je onderbewustzijn leven?

Het was me al eens eerder overkomen, een plotse, maar overduidelijke schreeuw vanuit mijn onderbewustzijn, dus ik wist dat de kanalen er lagen. En ik vermoedde, op basis van de verhalen erover, dat deze plant de sluizen wel eens kon openzetten.

Oh boy.
Bleek dat even waar.

Er is veel gebeurd dat weekend en ongetwijfeld hebben jullie allerlei vragen over de praktische kant van de zaak. Nee, ik heb ook niet overgegeven, merkwaardig genoeg nét zoals Jeroen, maar het hoort er duidelijk wel bij. This is not a partydrug. Ik heb er ook voor gekozen om voor een halve dosis te gaan, wat meer dan voldoende bleek. De begeleiding was cruciaal (en steengoed).

Belangrijker is wat er mogelijk werd. De beste manier om het te omschrijven was een tijdsreis naar mijn meest getroubleerde herinneringen als kind. Momenten waarop ik als kind onder een struik zat te schuilen en te huilen. Ik kon letterlijk naast mezelf gaan staan, op zoek naar een manier om dat kind te troosten.

Maar niets leek te werken. Troostende woorden, zachtjes aan de arm trekken, het kind wou niet meekomen, het bleef maar huilen. Ik hapte naar adem en vroeg hulp aan de begeleiding.

"Probeer nog eens."
"OK."

De oplossing bleek eenvoudig en een "truukje" dat ik al bij talloze kinderen heb kunnen gebruiken. Gewoon ernaast gaan zitten en wijzen op de vele wonderen in de wereld. De sterren, het plantenrijk. Noem het afleiding, maar het wonder van de wereld is niet zomaar een afleiding. Het is de zuiverste vorm van troost. Het licht van het heelal droogt alle tranen.

Langzaam ging het kind mee. Vanonder de struik, vanonder het deken. Samen op pad. Op m'n rug springen. Avontuur!

En dan kon het. Het kind uitnodigen om naar binnen te kruipen. Om mijn grote lichaam te gebruiken en door mijn ogen (opnieuw) naar de wereld te kijken.

Het is moeilijk te beschrijven hoe zo'n hereniging met jezelf voelt. Een nieuw pact met jezelf te maken. Doe jij het wonder, dan doe ik de bescherming. I will be your bodyguard, if you will be my long lost friend.

Een dag en een sessie later werd nog iets onthult. Iets waar ik tot op de dag van vandaag om kan schreeuwen van verdriet.

Enkel jaren geleden heb ik met één van mijn beste vrienden, Steven, de Olympus beklommen. We hadden er een heel verhaal bij, over het teruggeven van het vuur aan de goden. Hierbij moest dit vuur dan symbool staan voor fossiele brandstoffen en de kortzichtigheid van de mens, zoiets. Als je graaft in m'n videos, vind je er een heus verslagje over, echt gebeurd.

Plots bracht de plant me weer op de Olympus, op dat moment.

Of preciezer, ik zag mezelf er staan, met de toorts in de hand. Alleen was het niet mijn huidige ik, maar het kind uit de foto. Het kind huilde en schreeuwde en stak de toorts kwaad in de Olympische lucht. "Neem het terug! Neem het verdorie terug!"

En pas toen besefte ik wat er écht gebeurd was die dag. Mijn onderbewustzijn had die reis, volledig clandestien en zonder dat ik het rationeel besefte, helemaal opgezet om mijn innerlijke licht terug te geven aan de goden. Tot vandaag is de gedachte dat het zo ver is moeten komen bijna ondraaglijk. Dat dat innerlijke licht, die capaciteit tot verwondering, al zoveel pijn had veroorzaakt, dat mijn innerlijke kind uit pure wanhoop en vanuit het diepste van mijn geest een heuse reis naar Griekenland had geregeld.

Ik wist perfect waar het over ging. Al die momenten waarop ik "te intens" was. Te snel. Beticht van arrogantie, van betweterij. "Het is niet wat je zegt, het is hoe je het zegt."

De gigantische frustratie op school, omdat mijn nieuwsgierigheid telkens weer het deksel op de neus kreeg. Telkens weer die druk om me ergens op te focussen, minder te doen of te proberen. Alsof de wereld niet uit alle richtingen lag te roepen om nieuwsgierige ogen en handen. Alsof we nog een tweede en derde leven krijgen om "al die andere dingen" te ontdekken en doen. Alsof het moderne fabrieksonderwijs geen absolute hel is voor kinderen die gewoon willen leren.

Het deed me denken aan die jarenlange ruzie met een familielid, die nog steeds aansleept, omdat ik mezelf als "beter" zou wanen. Terwijl familiefeesten al jaren een moment zijn geworden om vooral niet te praten over wat ik zelf doe, maar alle aandacht te geven aan de rest. Omdat, waar ik ook over begin, het meestal voelt alsof ik van een andere planeet kom. Nee, dan liever stil aanwezig zijn, dan mezelf écht te tonen. Maar daar zit je dan, een vreemd wezen dat van de buitenkant naar binnen kijkt.

Het worstelen met ongeduld. Met niet kunnen uitleggen waar ideeën soms vandaan komen of hoe je iets zo ver op voorhand al kan "zien". Met, soms, doodse stilte - of erger nog, negatieve reacties - als je de handrem eens durft uitzetten. Tegenwoordig kan ik ze er zo uithalen, al de mensen die op deze manier moeten leven.

Wat de plant me echter toonde was hoe wanhopig ik daarover was geworden. Zo wanhopig dat ik het allemaal terug wou geven, alle capaciteiten, al die wonderlijke gedachten waar ik zelf vaak genoeg over twijfel wat er waar van zou kunnen zijn. Dat de frustratie daarover zo diep zat, dat het kind het gewoon allemaal wou teruggeven in ruil voor een "normaal" leven. Dat het mijn 40-jarige lichaam een berg had opgejaagd in wat enkel als een wanhoopsdaad kan omschreven worden.

Het hoeft niet gezegd dat er diepe lessen in dat weekend verscholen zaten. Het kind mag nooit meer zo begraven worden. Ja, het moet beschermd worden, maar het moet ook een plek krijgen om nu en dan de handrem af te kunnen zetten. Om met die fonkelende ogen naar alle wonderen van de wereld te kijken. Met geduld en een "oudere broer" als bescherming.

De volgende dag kwam dit gedicht zich aandienen. Zorg goed voor het innerlijke kind, bij jezelf en elkaar.


Kom kom, lief klein kind
kruip nu maar uit de struiken
kijk kijk wat er hier is mijn kind
kijk naar de wonderen buiten

Hoor je de regen, fijn kind
het is net het vuur
als je luistert
dat brandt in jouw hart, mijn kind
jij bent het licht in het duister

Kom kruip op mijn rug, mijn kind
we verkennen de wereld daarbuiten
de sterren, heelal, ze zijn jouw vriend
kijk omhoog en laat je ontluiken

Je bent niet meer alleen, sterrenkind
je mag je bij mij binnenkruipen
ik geef je mijn ogen, mijn oren,
mijn mond, mijn kind
en al wat je nog kan gebruiken

Ach ja, de wereld is luid, mijn kind
vol roepers en vol kettingzagen
die niets begrijpen van een sterrenkind
van je lied
of van je gefluister

Maar dit oerwoud wordt niet geveld, ik-kind
we kamperen ons
hoog in de bomen
we reizen desnoods in ons hoofd
mijn vriend
geen houthakker
die daar nog kan komen

Het kind ben ik
ik ben het kind
en samen zingen we luider
we gaan samen op pad, op sterrenjacht
astronauten
recht naar de ruimte

- TG