Escapisme.

Na een weekje sprinten was het tijd om eens rustig op mijn zetel naar een filmpje te kijken. Toen de quarantaine zich begon aan te kondigen, leek dat urenlang verveeld bankhangen in zich te dragen. Maar niet is minder waar. Het lijkt op een bepaalde manier zelfs drukker dan normaal. Of, beter, het leven heeft plots een scherpe focus gekregen.

Maar gisteren moest het toch even. Je kan niet eeuwig blijven sprinten. En deze keer voelde het ook écht als verdiende ontspanning. Ook al was het schaamteloos naar "The Hunt" en "Star Trek" kijken.

Escapisme. Zo wordt dat genoemd. Vluchten in flitsende beelden om even van je eigen gedachten te ontsnappen. Het is de andere kant van "vechten". Fight or flight, toch?

En onze drang om ofwel te vluchten ofwel te vechten is mogelijk nog nooit zo duidelijk geweest. De meesten onder ons zijn letterlijk onze huizen ingevlucht en sommigen (al die verschrikkelijk dappere dokters, verpleging, etc etc) zijn in de omgekeerde richting gelopen. Recht richting "het gevaar".

Alleen zien we het gevaar niet. We kunnen het niet aanraken, niet zien komen, maar het zweeft overal in onze hoofden. Dat maakt het zo extreem qua gevoel. Het is ook de reden waarom we zoveel verschillen zien tussen de reacties van mensen. Het is alsof de "vlucht" of "vecht" reflex honderd keer uitvergroot wordt. Dat is soms heel mooi en soms heel lelijk om te zien gebeuren.

Misschien denk je nu, ja, ik weet precies wat je bedoelt. Die en die reageert zus en zo verkeerd. Zo fout! Je ziet die reactie voortdurend passeren om sociale media, in wel twintig of dertig variaties. En dan gaat het eigenlijk enkel nog over zaken waar iemand een camera op heeft kunnen duwen.

Maar dat is niet wat ik bedoel. Waar we in verbonden zijn, is die sluimerende angst die zich bij iedereen wel ergens bevindt.

Wanneer iemand me zegt dat ze er "helemaal geen last mee hebben", dan geloof ik dat 99% van de tijd niet. Of tenminste, het is dan vaak zo dat er een heel sterke vorm van escapisme speelt. Hardnekkig beelden van solidariteit delen is evengoed een vorm van vluchten.

Het lijkt allemaal erg op hoe we ook met de dood omgaan. Daar is het net hetzelfde. We doen alsof we er niet over nadenken, alsof het ons niets doet. Maar in de praktijk is dat vooral wegkijken, vluchten. Of, als het dan toch in de buurt komt, dan spreken we vaak over "blijven vechten".

Is er een andere manier? Ik weet het niet. Misschien. Bij mij speelt zowel vechten als vluchten evengoed. "Aan de slag", als een vorm van vechten. Erg is dat niet. Net zoals een avondje film kijken geen probleem hoeft te zijn.

Maar heel nu en dan kan je proberen om toch eens de donkerte in de ogen te kijken. Heel even, niet te lang. Als je te lang in het duister staart, staart het terug. Ik dwing mezelf om nu en dan eens te piepen. Stilzittend, zonder te vechten, zonder te vluchten, zonder verlamd te geraken.

Wat er dan in mijn geestesoog verschijnt, is niet relevant om te delen. Daar duw ik je toch mee in vecht-of-vlucht modus. Je kan het echt enkel zelf doen, net zoals je een confrontatie met de dood niet écht kan delen. Het vergt immers een heel bijzondere kracht om er stil naar te kunnen kijken.

Maar kracht kan je kweken. Door te oefenen. Door nu en dan dat emotionele gewicht op te proberen tillen en vast te houden. Na verloop van tijd gaat dat beter.

Lieve vrienden, laten we om die reden wat meer échte compassie met elkaar hebben. Met diegenen die proberen vechten net zo goed als met zij die proberen ontsnappen. De meeste mensen oefenden hier te weinig op en nu zijn we allemaal op snelheid gepakt.

In compassie zitten tranen, zit plezier, zitten de zuiverste en mooiste emoties verborgen als je maar geduld hebt. In onbegrip zit alleen nog meer vechten en vluchten.

(En wat ben ik blij nu en dan te kunnen vluchten in het schrijven van dit soort tekstjes...)

- TG