Thuisblijven is een spiegel.

Ambities en verlangens die plots moeten losgelaten worden. Plots niet meer dat gevoel van vrijheid, van controle hebben. Hoezo, andere mensen gaan mij zeggen wat ik wel of niet mag doen?

Alleen is het nooit anders geweest. De enige echte, absolute vrijheid is die in je hoofd. Altijd geweest en nu zit ze er nog. Je kon altijd al reizen in je hoofd, zo ver je maar wilde.

Thuisblijven en weten dat dat nog weken zal duren is elkaar en jezelf opnieuw (leren) zien. Wat zie je als je in de spiegel kijkt? Zijn de mensen waar je mee samenwoont wel mensen waar je weken mee wil samenzijn? Naar waar moet je nog ontsnappen? Hier zit je dan, zonder dingen om je hoofd af te leiden. Je kan geen mensen meer shoppen, dit is de maaltijd die je krijgt.

Heel eerlijk, het lijkt er sterk op dat dat voor een hele hoop mensen een bijzonder moeilijke oefening zal worden. Als je al last had van angsten, zie je misschien de muren al op je afkomen. Als je ruzie maakt met elkaar, kan je geen kant meer op.

Het doet me denken aan een stukje tekst van Douglas Coupland:

"And here’s something we’ve all noticed: During power failures we sing songs but the moment the electricity returns, we atomize.

I am choosing to live my life in permanent power failure. I look at the screens and glossy pages and I don’t let them become memories.

When I meet people, I imagine them in a world of darkness. The only lights that count are the sun, candles, the fireplace and the light inside of you, and if I seem strange to you at times, it’s only because I’m switching off the power, trying to help us both, trying to see you and me as the people we really are.”

De elektriciteit is net - voor een hele poos - uitgegaan. Het enige licht dat telt is diegene die we zelf aansteken. Het licht in onszelf dat we - misschien voor het eerst sinds lange tijd - weer opnieuw kunnen laten zien.

Op vele manieren doen deze dagen me denken hoe het was als kind. Hoe klein en groot tegelijk onze wereld toen was. Hoe onze dromen zich vormden in boeken over de ruimte, in een handvol kamers waarvan we elke vierkante centimeter kenden. Geen reizen naar Thailand, geen drukke feesten, maar de boeken van Jan Terlouw, Thea Beckman en Marc De Bel die m'n jongenshart deden bonzen.

Het was een kleine leven met zaklampen in een waanzinnig grote en duistere wereld.

De jongen waar Luc De Vos over zingt:
"En ik zie hem in de straat
Hij kijkt naar de maan
Hij is alleen, alleen, alleen, alleen"

Maar dat gevoel is veranderd. Nu zijn we met twee. Nu kan je de grote broer (of zus) zijn voor dat kind dat je vroeger was.

Ja, het licht is uitgevallen. Maar de oven werkt nog en we weten nu hoe we taart (taart!) en koekjes kunnen bakken. We kennen veel meer liedjes dan ooit tevoren en niemand zal ons stoppen als we die zingen vanop onze balkons.

En ja, we zijn misschien bang voor de toekomst. Maar dat hebben we pas later geleerd. Diep vanbinnen zit nog steeds dat vertrouwen in de "grote wereld", dat het ergens, ooit toch wel goed moet komen.

Luc zingt ook:
"En dan denk ik
Wat heb jij gedaan
Voor die jongen
Die ik vroeger was"

Wel, dit is het moment waarop je voor jezelf kan zijn wie je vroeger nodig had.

Dus, lieve vrienden, als je je boos voelt over iets dat je hebt gelezen online, ga dan niet roepen. Wandel er even van weg. Ga wat koekjes bakken. Denk aan die tijd, heel lang geleden, dat je niet eens wist dat de mening van mensen die je eigenlijk niet kent belangrijk zouden kunnen zijn.

Gun jezelf een liedje te zingen. Maak een kamp van kussens en kruip er in met een zaklamp.

Morgen komt de zon heus wel opnieuw op en dan ligt er weer een avontuur te wachten.

- TG